Minister de Jonge pleit voor versoepeling van de Europese aanbestedingsregels voor de jeugdhulp en Wmo. De aanleiding hiervan is de Monitor Gemeentelijke zorginkoop 2018. Gemeenten en aanbieders ervaren de aanbestedingen in de Wmo en jeugdhulp vaak als niet passend en als een arbeidsintensieve administratieve last. Ook blijkt dat gemeenten onnodig vaak Europees aanbesteden.
Al sinds de decentralisatie van overheidstaken naar de gemeenten in 2015, verzorgt Bizob aanbestedingen voor het Sociaal Domein. Gezien de vele mogelijkheden die de huidige wetgeving geeft, hebben we onderzocht of de aanpassing in de wetgeving, zoals minister de Jonge voorstelt, wel echt nodig is. Zijn er geen andere, minder veelomvattende oplossingen te vinden om de administratieve last te verlichten?
Voorstel van de minister
Minister De Jonge is voornemens de Jeugdwet en de Wmo 2015 zodanig te wijzigen dat het mogelijk is dat deze diensten via een eenvoudige aanbestedingsprocedure kunnen worden ingekocht. Tevens wil hij het verlicht regime voor sociale diensten (de SAS-procedure) binnen de Aanbestedingswet invullen met nationale wetgeving.
De Minister geeft in zijn brief aan het ongewenst te vinden dat er een (aanbestedings)verplichting is ontstaan tot het vergelijken van offertes op basis van een op voorhand bekendgemaakte gunningssystematiek. Het lijkt de minister beter om te werken met selectiecriteria, die het mogelijk moeten maken om de beste aanbieder te kiezen.
Maakt dit voorstel van de Minister het in de toekomst makkelijker om in te kopen en de beste aanbieders te selecteren?
De plannen van minister De Jonge zijn gericht op eenvoudiger inkopen en het verminderen van de administratieve last. Maar waar je hoe dan ook niet aan ontkomt, is dat een aanbestedende dienst toch ergens een selectie van de markt en de aangeboden diensten moet maken en dus zaken moet bekijken en vergelijken. Het is anders niet mogelijk om een gemotiveerde keuze te maken. Het voorstel van de Minister leidt niet zonder meer tot een vermindering van de tijd en energie of administratie die er in een aanbesteding moet worden gestoken.
Daarnaast zijn bij het aanbesteden algemene beginselen van toepassing. Het gevaar bestaat dat met het voorstel van de minister afbreuk wordt gedaan aan het “gelijke speelveld”. Hebben nieuwe aanbieders dan nog wel een kans tot het toetreden tot deze markt?
Moeten we de aanbestedingswetgeving veranderen en aanvullen om het makkelijker te maken om aan te besteden?
Nee, dat is niet nodig. Artikel 2.38 van de Aanbestedingswet verplicht de aanbestedende dienst, in beginsel, om de procedure voor sociale en andere specifieke diensten toe te passen. Deze SAS-procedure is, afgezien van de transparantie, vormvrij. Er kan dus prima worden gewerkt met selectiecriteria als dat wenselijk is, of met een gunning op 100% kwaliteit wanneer de aanbestedende dienst de diensten en bijbehorende (reële) tarieven heeft bepaald.
Een creatieve inkoopprofessional kan, binnen de kaders van de huidige wetgeving, optimaal gebruik maken van de ruimte in de regelgeving. We moeten die ruimte benutten om in te kopen op een manier die passend is bij hetgeen we willen inkopen. De wet hoeft hiervoor niet te worden aangepast.
Zijn er nog andere manieren om de aanbesteding makkelijker te maken?
Natuurlijk! Denk bijvoorbeeld na over de contractduur. Die mag best wat langer zijn als je eenmaal de beste aanbieders hebt geselecteerd. Ga vervolgens met je aanbieders het gesprek aan, zodat je de samenwerking, maar ook de verantwoording en de financiering, kunt optimaliseren.
En als laatste: de financiering zelf. Om goede producten en diensten in te kunnen kopen, is een toereikend budget een vereiste.